Opsporen van kabels en leidingen
Vanwege de invoering van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten (WIBON) ligt de verantwoordelijkheid van graafschade niet zonder meer bij de grondroerder, maar kan bij ondeugdelijk kaartmateriaal ook de kabel- of leidingbeheerder verantwoordelijk worden gehouden.
Opsporen, inmeten en revisietekening
Als beheerder is het dus noodzaak om te weten waar de kabels en leidingen precies liggen. Dit kan uiteraard met de bekende kabel en leiding zoekers, maar deze gaan bijvoorbeeld niet op voor riool en waterleiding. Een alternatief is het graven van proefsleuven, maar dit is ingrijpend, geeft overlast en geeft bovendien kans op graafschade.
Een beter alternatief is de inzet van grondradar en tracer. Door de inzet van verschillende technieken kunnen vrijwel alle soorten kabels en leidingen worden gelokaliseerd en kan tevens de diepte worden bepaald. Nadat de leiding is gelokaliseerd wordt deze uitgezet en vervolgens met GPS ingemeten.
De resultaten worden, afhankelijk van de wensen van de opdrachtgever, verwerkt in een revisietekening of digitaal aangeleverd.
Beschikbare vrije ruimte in de grond
Het lokaliseren van kabels en leidingen hoeft niet alleen gerelateerd te worden aan het voorkomen van graafschade, maar kunnen ook een andere reden hebben.
Een goed voorbeeld is het lokaliseren van vrije ruimte tussen kabels en leidingen voor bijvoorbeeld het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers, het planten van bomen of het heien van palen.
Toestand onder het spoor
Bij metingen aan het spoor kunnen in een werkgang bijvoorbeeld niet alleen de kabels, leidingen en koppelspoorstaven worden gelokaliseerd, tevens kan de ballastlaagdikte en de onderbouw van de baan in dezelfde werkgang in beeld worden gebracht.